kerstverhaal in de onbemande hut
Wij zijn Froya en Mark
Verliefd op elkaar, op de bergen, en op het leven dat zich hier ontvouwt.
Een paar jaar geleden gooiden we het roer om en verbouwden een oude boerderij in de Franse Alpen tot een zalige gîte. Een plek om samen te zijn, te verstillen, of juist avonturen te beleven met vrienden, familie of collega’s.
Hier in de bergen is het leven nét wat mooier, natuurlijker en avontuurlijker. En dat delen we graag met jou!
We namen een week ‘vakantie’ in eigen buurt. We trokken er voor een tweedaagse in de sneeuw op uit.
Dag 1: Het avontuur begint
De weergoden zaten vet mee: een dik pak verse sneeuw, het grootste lawinegevaar geweken, en de zon als trouwe metgezel. Het plan? Een tweedaagse op sneeuwraketten met mijn dochter Molly en vriend Ilias.
“Waarom geen toerski’s?” vroeg Molly nog.
“Omdat we daar nog niet geoefend genoeg in zijn,” legde ik uit. “Stijgen lukt nog wel, maar dalen is een ander verhaal. Het is meer dan skiën in de diepsneeuw. Je moet de routes observeren, maken en met heel veel rekening houden. Met sneeuwraketten kiezen we de trage route.”
De eerste stappen
We vertrokken in Valfréjus, aan een wijnbar. “De crèche voor volwassenen,” grapte Ilias. Al snel lieten we de drukte van de skipistes achter ons en werden we opgeslokt door de stilte van het bos. Alleen een klaterende rivier hield ons gezelschap.
Na een halfuur klimmen kwamen we bij een alpage: schattige huisjes waar Heidi zo had kunnen wonen. Onze eerste laag kleren vloog uit – we dampen al – en onze gemberthee was te heet om te drinken. Dan maar een banaan, want die rugzakken mochten wel wat lichter worden.
Verder klommen we, in elkaars voetsporen. Molly en Ilias speurden naar vogels, ik genoot van het groen dat uit de sneeuw piepte: baardmos aan de bomen, helleborussen op de hellingen. Af en toe kauwde ik op een dennennaald. En toen, rond de middag, dook de bewoonde wereld weer op. Een vreemd gevoel na amper een paar uur wandelen. We kruisten een skipiste en voelden ons plots enorm sterk, in tegenstelling tot de skiers die omhoog getrokken werden door machines.
De klim wordt zwaarder.
Maar, we zien het zitten, we vragen ons af hoe het in de hut gaat zijn. We hebben een gezond gevoel van nieuwsgierigheid.
Met een volle maag – stokbrood en bananen doen wonderen – trokken we verder. We bereikten een paradijselijke vallei, wit en adembenemend mooi. Molly spotte een toilet“huisje”, met zo’n hartje. We zagen licht branden en klopten even aan. De man die hier woonde leefde onwaarschijnlijk graaf en autonoom. In de winter komt hier geen auto doorheen, ook hier stonden de sneeuwraketten voor de deur. De bewoner waarschuwde ons voor lawinegevaar links. “Houd rechts aan,” zei hij. En dat deden we.
De sneeuw werd dieper, de klim steiler. Het landschap deed onze mond meermaals openvallen. Het was niet eenvoudig om de route te vinden. In de zomer heb je vaak een pad. Nu moesten we vertrouwen op de gps. ( ik mistte mijn papieren stafkaart)
Na uren klimmen zagen we de hut. Ze lag 500 meter voor ons. Maar, een diepe kloof dwong ons een grote omweg te maken. De schaduw viel, het werd kouder, maar we hielden vol. Molly en Ilias trokken voorop, ik concentreerde me om niet uit te glijden op lastige passages. Een val in de sneeuw leek onschuldig, maar je weet nooit wat eronder ligt, of hoe diep je valt.
Om 17.00 uur, net voor zonsondergang, bereikten we de refuge.
De grote ontnuchtering
De romantiek spatte uiteen bij binnenkomst. Geen knusse kachel voor vier, maar een bruine kroeg vol natte sokken, zweterige kleren. Plastic tafelkleden, drukte, rumoer. En geen bier.
Molly’s “slecht nieuws” bleek geen grap: de hut zat bomvol. Bijna 40 mensen deelden de ruimte. Voor een bed waren we te laat.
Dag 2: De afdaling
Nog lang voor zonsopgang zaten de eerste sportievelingen al aan het ontbijt. Een vreemd zicht, overal lagen mensen op tafels en banken te slapen, anderen zaten rustig ertussen te ontbijten en, ja, pakken sneeuw te smelten.
We pakten in en begonnen aan de afdaling. Wat een verschil! Waar de klim stil en zwaar was, voelde de afdaling speels. We sprongen, huppelden, en als we vielen, landden we in fluffy sneeuw. De zon scheen, een sneeuwhaas sprintte voorbij, en onze rugzakken voelden licht.
Voor we het wisten, stonden we weer bij de wijnbar in Valfréjus. Met grote dankbaarheid zwierden we de sneeuwraketten uit.